Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Verder zeide de koning David [1]tot de ganse gemeente: God heeft mijn zoon Salomo [2]alleen verkoren, [3]een jongeling en teder; [4]dit werk daarentegen is groot, want het is geen paleis voor een mens, maar voor God, den HEERE. 1. Zie boven, hfdst.28 vs.1. 2. Hebreeuws, enen; te weten, uit al mijn zonen. Hierom heeft hem David nog tijdens zijn leven tot koning laten kronen, en de andere zonen Davids hebben met handslag beloofd Salomo te gehoorzamen, vs.24. 3. Salomo had toen ter tijd een vrouw getrouwd, gelijk uit den ouderdom van zijn zoon Rehabeam is af te nemen, 2 Kron.12:13, want hij heeft veertig jaren geregeerd, 2 Kron.9:30, en zijn zoon Rehabeam was een en veertig jaren oud toen hij koning werd na Salomo's dood; waaruit dan blijkt dat Rehabeam een jaar oud was toen Salomo als koning gekroond is; doch David noemt hem hier, met reden, jong omdat hij toentertijd naar sommiger rekening, maar omtrent achttien of negentien jaren oud was en broeders had, die ouder waren dan hij. 4. Te weten, de bouw des tempels, welken Salomo moest uitvoeren.